DE FRESNEL


Din-symbool Van origine bestaat de fresnel-lens uit een set van losse, driehoekig geslepen, ringen die samen een lens vormen. Het licht wordt door deze vorm heel goed gebundeld met een veel lager lichtverlies in de lens dan bij een plat-bolle lens. Bij hele goede exemplaren kan het verlies zelfs bijna 0 % zijn. Het produceren van een dergelijke lens is zeer kostbaar. Niet alleen het slijpen van de ringen moet met grote precisie gebeuren, maar ook het plaatsen van de ringen onderling. Omdat het allemaal losse ringen zijn die precies geplaatst moeten worden is het systeem ook bijzonder kwetsbaar. Dit type fresnel-lens komt dan ook alleen voor op die plekken waar een groot rendement belangrijker is dan de eerder genoemde nadelen, zoals bijvoorbeeld in vuurtorens.

Fresnel-lens In een theaterspot zouden de losse ringen door het vele bewegen en verplaatsen van de spot al snel los komen te zitten, waardoor de lens in zijn geheel onbruikbaar zou worden. Om de problemen van kosten en kwetsbaarheid te beperken, maakt men tegenwoordig ook fresnel-lenzen van één stuk glas waarin opstaande randen geslepen worden. Ook dit is nog vrij kostbaar, hoewel het lenssysteem wel veel minder kwetsbaar is. Nog goedkoper en eenvoudiger is het om de lenzen te gieten. In het theater is eigenlijk alleen de gegoten uitvoering te vinden. Aangezien glasgieten bijna geheel machinaal kan gebeuren, wordt de prijs hiervan een stuk lager dan van de geslepen uitvoering. Hierdoor is het mogelijk een relatief goedkope lens met een korte brandpuntsafstand te gebruiken. Het voordeel ten opzichte van de p.c.-lens is dat de fresnel-lens een hogere lichtopbrengst heeft dan de plat-bolle lens wanneer we dezelfde soort lampen daarbij gebruiken.

Maar aan het gieten van de lenzen kleven ook nadelen: Door onnauwkeurigheden in het gietproces ontstaat er in de opstaande ringen veel spreid- of spillicht. Het spreidlicht is licht dat niet gericht uit de spot komt, licht dat niet binnen de bundel valt, maar juist daarbuiten, waardoor de bundel minder 'strak' wordt. Op grote afstand zal daardoor een heldere vlek te zien zijn met daar omheen een ruimte die vaag aangelicht wordt. Meestal is dit niet het beeld dat de belichter graag wil hebben, zodat we goedkope fresnelspots eigenlijk alleen op relatief korte afstand kunnen gebruiken, omdat dan het spreidlicht minder ver kan komen en de belichter op korte afstanden zelfs kan helpen om alles toch zo goed mogelijk in het licht te zetten. Ook op grotere afstanden wordt de fresnel veel gebruikt, maar dan gebruikt men een hulpmiddel tegen het spreidlicht: met behulp van de barndoors kan veel van dit ongewenste licht weggenomen worden, hoewel dat nooit volledig mogelijk is. Hoe beter, en daarmee ook hoe duurder de lens is, des te minder last heeft men van spillicht. Maar alleen bij geslepen lenzen kan dit probleem zo goed als kwijt geraakt worden. Maar geslepen lenzen komen in het theater, zoals gezegd, niet of nauwelijks voor.

De fresnel heeft als voordeel een egalere lichtverdeling van de bundel dan bijvoorbeeld de p.c., vooral wanneer er meerdere spots nodig zijn om één vlak uit te lichten. De lampenhuizen van de fresnel en de p.c. lijken erg veel op elkaar, zeker wanneer ze van hetzelfde merk zijn. Het lampenhuis van de fresnel is echter wat korter: doordat het brandpuntsafstand van de fresnellens wat korter is dan die van de plat-bolle lens hoeft ook het huis minder lang te zijn. Bij beide spots is de afstand van de lens tot de lamp te veranderen door met de lampvoet heen en weer te schuiven: de lamp beweegt dus ten opzichte van de lens. Een nadeel van dit systeem is dat de lamp vrij snel stuk kan gaan. Een brandende lamp heeft een filament dat kwetsbaarder is dan een lamp die uit is. Dit heeft vooral te maken met het feit dat hij warm is, dus ook een lamp die net uitgezet is, is kwetsbaarder dan een afgekoelde lamp. Bij het stellen van de lamp is deze in principe altijd aan, en dus kan door het verschuiven van de lamp deze te hard gaan schudden en bewegen. Als gevolg hiervan kan de lamp dan stuk gaan doordat de gloeidraad breekt.

Bij het groter of kleiner stellen van de spot moet er dus rekening gehouden worden met het feit dat dit systeem nogal gevoelig is. Het is bij het verstellen van de bundels bij fresnels en p.c.'s dan ook aan te raden om de lamp niet harder te laten branden dan op ongeveer 50 %. De lampen zullen hierdoor minder warm worden en dus ook minder snel kapot gaan. Dit geldt vooral wanneer de lamp en de spiegel op een soort 'slede' gemonteerd zijn, waarbij voor het stellen de slede zelf heen en weer geschoven moeten worden. Vaak zit bij dat systeem een knop aan de onderkant van de spot, waarmee de slede op het gewenste punt vastgezet kan worden. Een ander systeem dat de lamp kan bewegen is via een zogenaamd 'wormwiel'. Dit is een staaf, waar een gedraaide groef overheen loopt, zodat bij het draaien van de staaf de lamp voor of achterwaarts kan bewegen. Dit systeem is stabieler dan het systeem met de slede, zodat de lamp wat minder snel kapot kan gaan. Bij dit systeem zit een draaiknop op de achterkant van de spot, waaraan gedraaid moet worden tot de bundel de gewenste grootte heeft. Ondanks dat dit systeem minder kwetsbaar is, is het ook hier verstandiger de lamp niet te warm te stellen.






Verwante Pagina's:

of:

Terug naar Inhoudsopgave