LAMPEN


In de meeste theaters zijn verschillende typen lampen te vinden, de meest voorkomende lamp zal echter altijd de halogeenlamp zijn. In het verleden was dat de gloeilamp, maar tegenwoordig worden deze bijna niet meer gebruikt. Het voordeel van de gloeilamp is weliswaar dat deze relatief goedkoop is, maar het probleem is dat de lichtopbrengst van de lamp geleidelijk minder wordt naarmate de lamp meer gebruikt is. Daarnaast verandert het licht ook langzaam van kleur, het wordt steeds wat geler. De halogeen-lampen hebben deze problemen niet, maar zijn wel een stuk duurder.

De lampen die in de verschillende spots zitten kunnen niet zomaar onderling verwisseld worden, het is dus een kwestie van goed opletten, welk type lamp in een bepaalde spot hoort. Dit type wordt altijd aangegeven door een bepaald nummer, gevolgd door een letter. Het nummer staat voor de vorm van de lamp, de letter voor de vorm van de lampvoet: zo is de lamp met typenummer "6996 P" bijvoorbeeld de meest gebruikte 1 kW halogeenlamp. De "P" staat voor een normale 'insteekvoet', dat wil zeggen dat er twee pinnen aan de voet zitten, die als een stekker in de lampfitting gezet worden. De lamp met type "6996 C" lijkt erg veel op de 6996 P, maar heeft een andere lampvoet, een voet met een bajonetfitting; de lamp wordt in de fitting gezet, en moet dan nog een halve slag gedraaid worden om vast te zetten. Een ander type lamp, zoals bijvoorbeeld de "6998 P", heeft wel weer een voor theaterspots gebruikelijke insteekvoet, maar heeft een spiegeltje ingebouwd in de lamp zelf, zodat geen aparte spiegel meer achter de lamp gezet hoeft te worden om dat licht in de richting van de lens te weerkaatsen. Dit kleine spiegeltje zorgt er echter tegelijkertijd voor dat deze lamp bijna twee keer zo duur is als de 6996 P. Het type lamp dat in een spot gebruikt wordt hangt dus af van de grootte en vorm van de lamp, de grootte en vorm van de fitting en het vermogen dat gebruikt kan worden.

Bij het vervangen van een halogeenlamp moet er altijd op gelet worden dat het glas van de lamp niet met de vingers aangeraakt wordt. De natuurlijke zouten die op ieders vingers aanwezig zijn zorgen er namelijk voor, dat de lamp veel eerder stuk gaat: het glas van de lamp is een kwartsglas, dat brosser wordt wanneer er zouten op inwerken. Zeker wanneer dit glas verwarmd wordt tot zeer hoge temperaturen, zoals het geval is tijdens het branden van de lamp. Als gevolg hiervan ontstaan kleine scheurtjes in het glas, die er voor zorgen dat het glas plaatselijk minder helder wordt, en dus minder licht doorlaat. Wanneer deze scheurtjes te ver doorzetten bestaat er zelfs gevaar van ontploffing van de lamp. Dit gebeurt gelukkig erg weinig. Ook zal het vet dat naast de zouten op ieders vingers aanwezig is van het lampeglas kunnen verdampen en neerslaan op de lens en de spiegel. Dit veroorzaakt een vettig ingebrand laagje dat het oppervlak vertroebelt en dat na afkoeling van de spot niet meer te verwijderen valt.

Om te voorkomen dat men met de vingers aan de lamp komt bij het verwisselen van de lamp zit er bij een nieuwe lamp altijd een zakje over de lamp om het glas te beschermen, of worden plastic handschoenen meegeleverd. Na het aanbrengen van de lamp moet dan echter niet vergeten worden het zakje weg te nemen voor het aanzetten: het plastic dat dan op de lamp vast zou gaan smelten doet de lamp heel snel stuk gaan. Mocht iemand toch met zijn handen aan de lamp gezeten hebben, dan zou de lamp eigenlijk direct schoon gemaakt moeten worden met wat alcohol, in ieder geval voordat de lamp aangezet wordt. Vaak is dit echter niet mogelijk, doordat er geen alcohol voorhanden is of doordat er te weinig tijd is. Wrijf in zo'n geval de lamp een beetje "schoon" met een doek, zodat de zouten in ieder geval in een zo laag mogelijke concentratie verdeeld zijn over het glas. De kans bestaat dan dat er haarscheurtjes ontstaan over de gehele lamp, zodat de lamp zeker eerder stuk zal gaan, maar het proces wordt op die manier in ieder geval zo veel mogelijk vertraagd.

Naast de gloeilamp en de halogeenlamp komen ook nog andere soorten lampen voor. Dit zijn dan meestal gasontladingslampen zoals de HMI-lampen en de SI-lampen. Door een groot potentiaalverschil aan te brengen tussen twee metalen uiteinden in een bepaald gas, kan een vonk over gaan slaan, die vervolgens constant blijft. Deze 'permanente vonk' is dan de lichtbron die gebruikt wordt. Deze lampen kunnen niet op een elektronische dimmer aangesloten worden en hebben een erg grote lichtopbrengst. Ze kunnen vaak wel gedimd worden met behulp van mechanische dimmers, een soort metalen luxaflex, die meer of minder opengezet kan worden. Deze lampen worden daarom het meest gebruikt voor film- of televisie-opnamen of voor openlucht-festiviteiten. In het laatste geval hebben we vooral te maken met volgspots. Dit zijn profielspots, die zo gemaakt zijn, dat iemand ze makkelijk en snel kan bedienen. Eigenlijk is het een spot die tijdens de hele voorstelling constant bijgesteld wordt op een bepaald voorwerp of een bepaalde persoon. Naast een diafragma, shutters en plaats voor een gobo-houder hebben deze spots vaak ook een kleurenwisselaar, om tijdens de voorstelling verschillende kleuren te kunnen gebruiken en een mechanische dimmer.

Om te voorkomen dat een halogeenlamp snel kapot gaat en de bekabeling in de spot verbrandt moet er altijd voor gezorgd worden dat de spot niet ondersteboven komt te hangen, en dat het filament van de lamp zoveel mogelijk rechtop staat. De onderkant van een spot is vaak gemakkelijk te herkennen: het is de kant waar het snoer uit de spot te voorschijn komt. Bij het ontwerpen van een spot is men er vanuit gegaan, dat deze nooit ondersteboven gebruikt wordt: de koeling van de lamp is daarom in die positie niet meer zo goed, of helemaal niet mogelijk. Verder zit onder in de spot de bekabeling om de lamp van stroom te voorzien. Als de spot op zijn kop hangt stijgt de warmte naar boven, en dus naar de onderkant die nu bovenkant is geworden, zodat op den duur de isolatie zal verbranden wat weer kortsluiting oplevert. Er is één type spot waar deze regel niet voor opgaat: het is een profielspot, die wel "elleboog" genoemd wordt naar de vorm van de spot. Hier staat de spot goed, als de lamp in onze regel "op zijn kop" hangt. De bovenkant wordt hier dus aangegeven door het snoer. Maar deze spots worden bijna nergens meer gebruikt. Ook het te sterk op een zijkant gebruiken van een spot kan de levensduur van lamp en spot beduidend korter maken.






Verwante Pagina's:

of:

Terug naar Inhoudsopgave