VERSCHILLENDE INVALSHOEKEN EN HUN SFEREN:

Engelse Methode


Aan de hand van deze verschillende vormen van belichting wordt in Groot-Brittannië nogal eens de basisbelichting opgebouwd, waarbij uitgegaan wordt van een basis van zes spots. Richard Pilbrow gaat in zijn boek over belichting zelfs zo ver, dat hij het dé vorm van belichting wil noemen, ofwel "The Method", in navolging van Stanislawski, die zijn manier van acteren ook zo noemde. Voor Groot-Brittannië geldt zeker in de grote zalen dat de belichting vaak zo opgebouwd is, voor de kleinere zalen valt dat wel mee, door geld- of ruimte-gebrek lukt het vaak niet deze vorm volledig door te voeren. Maar dat neemt niet weg dat deze vorm voor vele Britse belichters wel een uitgangspunt vormt.

Voor deze vorm van belichting wordt een combinatie gemaakt van het frontlicht op 45 graden hoog (het "hoera-licht"), zijlicht op lichaamshoogte links en rechts en van hoog tegenlicht komend vanaf de zijkant. De spots met de verschillende invalshoeken worden met elkaar in balans gebracht om een goede dieptewerking te krijgen en een rustig, compleet beeld. Door te werken met de balans tussen de verschillende invalshoeken kunnen verschillende sferen aangebracht worden, zonder direct allerlei andere spots op te hoeven hangen. Het kenmerk blijft dan over het algemeen dan het een goed gebalanceerde drie-dimensionale belichting is. Het gezicht en het lichaam van de acteur komen goed tot hun recht zodat de personages zo veel mogelijk zeggingskracht krijgen. De dramatische werking van deze vorm van belichting is dan ook groot.

Het nadeel van deze vorm van belichten is dat er erg veel spots voor nodig zijn, een situatie die alleen gehaald kan worden in grote theaterzalen waar de produkties voor langere tijd, maanden of zelfs jaren, blijven staan. Om de gehele speelvloer uit te lichten volgens deze Britse methode is het noodzakelijk dat de speelvloer opgedeeld wordt in gelijke vlakken. Ieder vlak heeft dan ongeveer de grootte van de lichtbundel van een spot, zodat het vlak in principe met één spot te belichten is. Deze afmetingen zijn, afhankelijk van zaal en aanwezige spots, over het algemeen tussen de twee en de drie meter in het vierkant. Op elk vlak moeten dan zes spots gericht worden, op de wijze zoals dat hierboven beschreven staat. Dat betekent dat voor een speelvlak van 10 bij 15 meter, uitgaande van een gemiddelde vakgrootte van 2,5 meter, al snel zo'n 144 spots nodig zijn. Met die spots kunnen dan wel veel lichtbeelden gemaakt worden: bij het maken van de lichtstanden wordt dan telkens gezocht naar een balans tussen de verschillende invalshoeken, tussen de verschillende spots. Wanneer er ook nog gebruik gemaakt wordt van kleuren is er met een dergelijke vorm van belichting veel mogelijk.

Engelse Methode 3D-aanzicht Engelse Methode Voor-aanzicht
Bovenstaande afbeeldingen: 3D-aanzicht (links) en Frontaal-aanzicht (rechts)


Engelse Methode Zij-aanzicht Engelse Methode Boven-aanzicht
Bovenstaande afbeeldingen: Zij-aanzicht (links) en Boven-aanzicht (rechts)






Pagina terug: Verschillende invalshoeken en hun sferen: Zijlicht Tegen op gelijke hoogte


Overzichtspagina: Verschillende invalshoeken en hun sferen


of:

Terug naar Inhoudsopgave