Verschillende Soorten Stekkers


Voor het aansluiten van lichtapparatuur kunnen we gebruik maken van zowel de normale aansluiting van het electriciteitsbedrijf als de krachtstroom aansluiting gebruiken. Bij de krachtstroom aansluiting wordt deze dan weer opgesplitst in drie verschillende 220 Volt-groepen. Daarbij wordt dus niet de 380 Volt gebruikt, maar de 220 Volt die er tussen iedere fase en de N(ul) staat. Omdat er drie verschillende fasen voorkomen bij de krachtstroom aansluitng, krijgen we drie verschillende groepen.

In het theater wordt de krachtstroom regelmatig op grond van deze eigenschap omschreven. In plaats van te spreken over een aansluiting van "25 Ampère krachtstroom" wordt dan gesproken over een aansluiting "drie keer 25". Omdat er gebruik gemaakt wordt van de krachtstroom om drie verschillende groepen te krijgen, volstaat het dan om alleen dit laatste feit te noemen.

CEE-form stekkerVoor de krachtstroom werden in het verleden verschillende soorten stekkers gebruikt. Tegenwoordig moet iedere nieuwe aansluiting volgens de Europese richtlijnen uitgevoerd worden. Deze C.E.E.-form (Comité Européen d'Electricité) stekker is daarom tegenwoordig de meest voorkomende stekker. Daarnaast komen we ook wel de Perilex stekker en de bouwstekker nog tegen. In het theater zullen we deze twee soorten echter zelden aantreffen. Alleen wat (ver)ouder(d)e theaters zullen hier nog gebruik van maken. De verschillende C.E.E.-form stekkers zijn uitgevoerd in verschillende maten. De maat van een stekker is afhankelijk van de hoeveelheid stroom die er doorheen kan, zodat een stekker en zijn kabel in principe niet overbelast kunnen raken. Een 16 Ampère-aansluiting is bijvoorbeeld te klein voor een 32 Ampère-stekker. Door de weerstand die de stroom ondervindt van (te) kleine draden kan de een temperatuur van een snoer (en een stekker) flink oplopen, zodat de beschermingsmantel bij overbelasting zou kunnen gaan smelten. En dat zou dan weer kortsluiting kunnen veroorzaken.

In een situatie waarbij krachtstroom nodig is zal daarom gevraagd moeten worden naar het soort aansluiting dat ter plekke aanwezig is, en naar de hoeveelheid stroom die de aansluiting kan geven. Soms bestaat er nog geen krachtstroom aansluiting maar is er wel stroom aanwezig op een bepaalde plek. Dan kan er gebruik gemaakt worden van een zogenaamde "varkensstaart": een kort snoer met aan het ene uiteinde een stekker, meestal een C.E.E.-form, en aan de andere kant een open uiteinde. Een open uiteinde wil zeggen dat er geen stekker aangezet is, maar dat de draden los te zien zijn en dat de koperdraden zelf blank gemaakt zijn. Daardoor ontstaat een kabel met vijf losse, blanke uiteinden. Met behulp van deze 'varkensstaart' kunnen drie verschillende fasedraden van drie verschillende groepen voor 220 Volt bijeen gebracht worden om zo, samen met een nul- en een aardedraad, weer een krachtstroom aansluiting te krijgen. We werken dan vanuit het omgekeerde principe als we doen bij het opsplitsen van krachtstroom in drie verschillende groepen van 220 Volt.


Inhoudsopgave Stroomvoorziening