DE LICHTOPHANGING


In de meeste kleinere zalen, zalen ingericht voor een publiek van ongeveer 300 personen of minder, hangt het licht niet op een vaste plek, maar moeten alle spots nog opgehangen worden. Om dat zo goed mogelijk te kunnen doen zijn er vaak uitgebreide ophangmogelijkheden in die zalen aangebracht. Over het algemeen is er sprake van een stelsel van buizen, een grid, dat boven het toneel en de publieksruimte hangt. In het ideale geval is er dan sprake van een grid van 1 bij 1 meter, dat wil zeggen, dat telkens na 1 meter pijp er weer een kruispunt met een andere pijp is, als een dambord dat tegen het plafond aanhangt. Om alle mogelijke soorten spotbeugels op te kunnen hangen is over het algemeen een buitendiameter aangehouden van 48 millimeter. De aansluitpunten voor de spots, de zogenaamde prikpunten, zijn dan aangebracht in of bij het grid. De grootste concentratie prikpunten is daar te vinden waar meestal het frontale licht komt te hangen, over het algemeen boven het publiek.

In andere gevallen kunnen de spots opgehangen worden aan zogenaamde lichtbruggen, loopbruggen boven toneel en publieksruimte, met een of meerdere pijpen met de juiste buitendiameter en de nodige prikpunten. In de kleinere zalen is het vaak relatief eenvoudig om de spots te verplaatsen naar de gewenste plek. Hiervoor kan dan gebruik gemaakt worden van de aanwezige lichtbruggen, of van ladders en rolsteigers. Het verplaatsen moet zo eenvoudig zijn, omdat het in deze zalen gebruikelijk is dat het lichtontwerp in zijn geheel nog opgehangen en uitgevoerd moet worden. Wel is het daarbij van belang dat de lijst met technische gegevens die van te voren opgevraagd kan worden, de technische fiche, goed bestudeerd wordt: vaak zijn niet alle wensen uitvoerbaar, ofwel doordat onvoldoende spots of stroom aanwezig is, ofwel doordat de afmetingen van en de ophangpunten in de zaal beperkingen met zich meebrengen.

In de grotere zalen, de zalen met een lijsttoneel zoals schouwburgzalen, heerst vaak een andere situatie. In dergelijke zalen hangt een groot deel van de spots namelijk vaak op een vaste plek. Een groot deel hiervan kan vaak nog op een andere plek gericht, gesteld, worden, bij een aantal spots is dat zelfs niet mogelijk. Dan is de enige beslissing die genomen kan worden door de ontwerper de keuze voor een bepaald kleurfilter. In sommige gevallen heeft het theater dan nog een aantal extra spots die op een beperkt aantal plaatsen opgehangen kan worden, in andere gevallen moet het bezoekende theatergezelschap zelf de extra spots meenemen. Aan de hand van de technische specificatie die de zaal opgegeven heeft, de technische fiche, moet dan van te voren bepaald worden welke extra mogelijkheden daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. In alle gevallen, of er nu in een kleine of grote zaal gespeeld moet worden, geldt dat van te voren aan de hand van het technische fiche en een plattegrond van de zaal het uit te voeren lichtontwerp zo goed mogelijk voorbereid moet worden. Dat voorkomt tijdverlies tijdens het opbouwen en zorgt er voor dat de technici die het geheel moeten uitvoeren zo goed mogelijk de haalbaarheid van het ontwerp in die bepaalde zaal kunnen beoordelen.

In alle theaters waar gewerkt moet worden, maar zeker in de grotere zalen, de zogenaamde lijsttheaters, is het van belang dat het jargon bekend is. Dat vergemakkelijkt het overleg met de technici van het theater, en geeft ook aan dat de ontwerper of de technicus van het gezelschap kennis van zaken heeft.

Wanneer men de termen niet zo goed kent is het van belang duidelijk te maken dat men weet welk beeld er moet ontstaan. Maar dat men in de desbetreffende zaal niet goed op de hoogte is van de mogelijkheden die daar zijn en hoe dit het beste aangegeven kan worden. Een open houding van beide kanten is van groot belang in de samenwerking: alleen dan kan het maximaal mogelijke effect bereikt worden met een minimum aan middelen en inspanning.






Verwante Pagina's: of:

Terug naar Inhoudsopgave