Electrische Lading van de Aarde

Een belangrijk gegeven is dat ieder voorwerp, elk materiaal, een bepaalde hoeveelheid elektrische lading in zich heeft. Niet ieder object heeft echter dezelfde hoeveelheid lading in zich. Het ene object heeft een hogere elektrische lading dan het andere. Om de hoeveelheid lading te kunnen meten en bepalen heeft men op een bepaald moment een zogenaamd nulpunt afgesproken. Ten opzichte van dat nulpunt konden dan de ladingen in andere voorwerpen aangegeven worden. In eerste instantie heeft men de hoeveelheid lading die de aarde heeft nul genoemd. Een voorwerp met een hogere elektrische lading dan de aarde is dan een positief geladen voorwerp, een voorwerp met een lagere elektrische lading dan de aarde heeft een negatieve lading. De hoeveelheid lading die de aarde heeft schommelt echter wat. Doordat de aarde nooit exact dezelfde hoeveelheid lading bevat, is het nulpunt dat zo bepaald wordt ook niet constant.

De schommelingen in de lading van de aarde worden veroorzaakt door de zogenaamde 'zonnewind'. Dit is een veranderlijke stroom van deeltjes en ladingen die afkomstig is van de zon, en de aarde voortdurend bombardeert. De (geladen) deeltjes van de 'wind' komen in botsing met deeltjes in de atmosfeer, waardoor er sprake is van ionisatie. Door de botsing van de deeltjes met atomen in de atmosfeer worden elektronen afgescheiden, en blijven er ionen (= geladen atoomdeeltjes) over. Een verschijnsel dat veroorzaakt wordt door die ionisatie kennen we allemaal: het zogenaamde noorder- of poollicht. De aarde verliest via diezelfde atmosfeer ook weer lading: atomen, elektronen en ionen ontsnappen door de snelheid van de rotatie van de aarde (centrifugaal kracht) en ook door botsingen met de 'zonnewind'.

Men heeft door het feit dat de lading van de aarde niet altijd constant is er voor gekozen een bepaald nulpunt te kiezen, dat daadwerkelijk vast kwam te liggen. De lading van de aarde schommelt altijd rond dit nulpunt, zodat er in principe ook ladingsverschillen bestaan tussen het gekozen nulpunt en de aarde. Wanneer een apparaat niet geaard is kunnen er daardoor zogenaamde 'lekstromen' onstaan, waardoor het apparaat een beetje onder stroom komt te staan. Dit hoeft normaal gesproken geen probleem op te leveren, alleen in bijzondere gevallen kan dit gevaarlijk worden. Vandaar dat apparaten die een groot stroomverbruik kennen en/of in vochtige ruimtes staan absoluut geaard moeten zijn. Mocht er een stroom in de verkeerde richting ontstaan, dan kan deze 'weglekken' via de derde draad in de aansluiting, via de zogenaamde 'aardedraad'.


Inhoudsopgave Stroomvoorziening