Geleiding in Vloeistoffen


Wanneer we in een bak met zuiver (gedestilleerd) water twee koolstaven plaatsen, die als elektroden gebruikt worden (anode = positief, kathode = negatief), en een ampère-meter in de stroomketen opnemen, dan zal deze geen (of nauwelijks) uitslag geven. Uiteraard zijn de elektroden daarbij aangesloten op een stroombron. Zuiver water geleidt niet (of nauwelijks) stroom. In zuiver water komen duidelijk niet voldoende vrije ladingdragers voor.

Wanneer we aan het water een oplossing van het zout Koperchloride (CuCl2) toevoegen, zal de ampère-meter wel een uitslag geven; de vloeistof is dan ineens wel geleidend. Na een tijdje zal het Chloorgas dat vrijkomt bij de anode te ruiken zijn en zal de kathode een bruinige kleur te zien geven. Op de kathode hebben we dan een dun laagje Koper dat zich afgezet heeft. Dit is te verklaren doordat CuCl2 opgelost in water zich op kan splitsen in Cu2+ en 2 Cl- ionen. We hebben hier dus te maken met positieve ‚n negatieve ladingdragers. Er is sprake van elektrolyse. In alle oplossingen die zouten, zuren of hydroxiden bevatten komen vrije positieve en negatieve ionen voor. Zuren, zouten en hydroxiden worden daarom ook wel elektrolyten genoemd. Ons gewone keukenzout (NaCl) opgelost in water geeft daarmee dus ook een geleidende vloeistof.

In grondwater komen verscheidene soorten vrije positieve en negatieve ionen voor. Daarom gedraagt de aarde zich als een (zeer grote) geleider. Moet een apparaat worden geaard, dan betekent dit daarom dat er geleidend contact gemaakt moet worden met het grondwater.


Inhoudsopgave Stroomvoorziening