GESCHIEDENIS VAN BELICHTING: EDWARD GORDON CRAIG


Edward Gordon Craig (1872-1966), was de zoon van actrice Ellen Terry (1847-1928) en van architect/artistiek ontwerper Edward Godwin (1833-1886). Hij begon zijn carrière in het theater als acteur in het toneelgezelschap van Henry Irving (1838-1905). De eerste belangrijke praktische ervaring als ontwerper deed hij op in het theatergezelschap van zijn moeder in het Imperial Theatre in Londen in 1903. Daarvoor echter begon hij al met zijn ideeën van een consequente stilering van het toneel. Bij zijn eerste productie in 1900 in Londen liet hij de geschilderde decorstukken weg en gebruikte hij in plaats van de zwarte coulissen uitsluitend zwarte doeken. Naast duidelijke contrasten in het licht en de schaduwwerking werkte Craig ook met kleur, die verder ook uitsluitend gestileerd gebruikt werd. Hij zocht in plaats van naar een afbeelding van de dingen naar een symbolische weergave ervan, omdat dat de essentie van de dingen aan zou geven.

Een tentoonstelling van zijn werk in 1902 en de publikatie van zijn boek The Art of the Theatre in 1905, deden zoveel stof opwaaien dat hij binnen een paar jaar grote bekendheid kreeg binnen heel Europa. In Engeland had hij echter moeite erkenning voor zijn ideeën te krijgen, en net als Appia zocht hij zijn heil in Duitsland, waar hij in eerste instantie ook geen grote navolging kon vinden. Nog consequenter dan Appia eiste Craig een stilering van het toneelbeeld en een vormgevend gebruik van het licht. Craig verlangde gladde, hoge wanden, een soort wandschermen, en kubussen om de toneelruimte horizontaal en verticaal in te delen. De belichting moest in zijn ogen dan de werkelijk vormgeving uitvoeren. Daarbij moest de belichting niet de natuurlijke lichtval imiteren, maar op een juiste wijze suggereren. Op symbolische wijze moest de belichting betekenis aan de ruimte geven.

Alle benodigde kleuren moesten in zijn ogen aangebracht worden door de belichting. Als gevolg daarvan moest het decor daarom een neutrale grondkleur hebben, die door het licht in allerlei kleuren veranderd kon worden. De plaatsing van de decordelen en de invalshoeken van het licht bepalen samen met de kleur het uiterlijk van het toneelbeeld. Alle noodzakelijke wijzigingen moesten volgens Craig alleen aangebracht worden door een andere opstelling van de decordelen en een verandering van de lichtinval. Die twee instrumenten voor verandering waren daarbij wel van elkaar afhankelijk, als in een duet moesten zij elkaar aanvullen. Door de grote beweeglijkheid van deze combinatie moest het mogelijk zijn voor iedere gewenste situatie een beeld te creëren dat aansloot bij het gevoel dat men bij de actie op het toneel kreeg.

Craig heeft zijn ideeën over de verhoudingen tussen acteur, scenische ruimte en belichting weliswaar uitgebreid in theorie-vorm weergegeven, maar zijn ontwerpen geven duidelijker aan wat hij bedoelde. Belangrijke ontwerpen maakte hij in 1904 voor Brahm in Berlijn, in 1906 voor Eleanora Duse in Florence, en in 1912 voor het Moskou's Kunsttheater. Zijn ideeën publiceerde hij in een aantal werken: On the Art of the Theatre (1911), Towards a New Theatre (1913), The Theatre Advancing (1919) en The Mask, een tijdschrift dat sporadisch verscheen tussen 1908 en 1929. In 1908 vestigde Craig zich in Florence, waar hij een tijdlang een school geleid heeft. Er werd nogal eens van de ontwerpen van Craig gezegd dat zij als toneelbeelden onbeduidend waren, of zelfs niet te verwezenlijken waren. Een toneel moest voor Craigs ontwerpen al snel 30 tot 40 meter hoog zijn, een hoogte die in die tijd, en vaak ook nu nog, moeilijk te realiseren was. De schetsen die Craig echter gemaakt heeft waren vooral om te demonstreren op welke manier de belichting en het decor invloed konden hebben op de betekenis van een ruimte waar een dramatische handeling opgevoerd werd.

Craig zag het theater als een onafhankelijke kunstwerk en verkondigde dat de ware theaterkunstenaar actie, woorden, lijnen, kleuren en ritme samenbracht in een product dat net zo puur was als dat van een schilder, beeldhouwer of componist. Hij erkende het soort theater waarbij een vaardige regisseur, beginnend met een literaire tekst, het werk coördineerde van andere kundige mensen, maar hij zocht een hogere vorm van theater waarbij de meester-kunstenaar, zonder het medium van een literaire tekst, ieder onderdeel van een geheel autonome kunst zou creëren. Craigs invloed is vooral terug te vinden in zijn ontwerpen, misschien doordat hij het theater vooral zag in visuele termen. Hij stelde dat het publiek voornamelijk kwam om een stuk te zien in plaats van het te horen. Zijn eigen tekeningen tonen een duidelijke voorkeur voor rechte hoeken en een obsessie voor parallellen. Het meest opvallende kenmerk van zijn decors is echter de hoogte en de daaruit voortvloeiende grootsheid. Maar de meeste aandacht besteedde Craig aan het ontwerpen van een beweegbaar decor. Gedurende het grootste gedeelte van zijn leven experimenteerde hij met beweegbare schermen, waaruit hij een decor hoopte te creëren dat op een onzichtbare manier op een zelfde wijze kon bewegen als de acteur en het licht.

Craig heeft altijd geweigerd een hiërarchie aan te brengen in de theatrale elementen en hij zag de oorzaak van veel mindere voorstellingen in een dominantie van het ene element over het andere. Vooral de dramaturg zag hij als iemand die vaak een te grote nadruk legde op het gesproken woord. Op een zelfde wijze gaf hij vaak de schuld aan de hoofdrolspelers voor het lage niveau van het theater in zijn tijd, omdat zij zichzelf op de voorgrond wilden brengen en hun eigen inzichten tussen de regisseur en het publiek wilden brengen. In dat zelfde kader heeft hij zijn ideeën ontwikkeld over een vervanging van de acteur door een soort "Übermarionette" zou moeten gebruiken, een superpop zonder ego, die in staat zou zijn aan alle eisen van de meester-kunstenaar te voldoen. Geen enkel ander idee van Craig heeft zoveel protest doen loskomen.






Verwante Pagina's: of:

Terug naar Inhoudsopgave