Het vermogen van de spot is afhankelijk van de lamp die er in zit, het vermogen dat geleverd kan worden door de krachtstroom aansluiting is afhankelijk van hoe deze afgezekerd is.
Het vermogen dat een dimmer kan leveren kan iets ingewikkelder in elkaar zitten. Aan de ene kant hangt het af van hoe zwaar de dimmer zelf afgezekerd is, aan de andere kant hangt het ook af van de zwaarte van de zekering van de krachtstroomaansluiting. Meestal zijn deze twee goed op elkaar afgestemd, maar het kan voorkomen dat de maximaal mogelijke belasting van één dimmer of twee dimmers samen meer is dan de afzekering van de krachtstroom aansluiting. Dan wordt de maximale belasting in eerste instantie door deze laatste zekering bepaald.
Het vermogen dat een kring kan leveren is, net als bij de krachtstroom aansluiting, te achterhalen door de zekering. De meeste kringen zijn op 2 kW of 5 kW afgezekerd, hoewel andere waarden ook wel voor kunnen komen.
Voor het bepalen van de hoeveelheid stroom die een krachtstroom aansluiting kan leveren moeten een aantal zaken in het oog gehouden worden. De krachtstroom aansluiting bestaat uit drie fasen, de R-, S- en T-fase. Deze drie fasen zijn ieder apart afgezekerd in de stoppenkast.
Per fase worden twee kringen aangesloten. In een dimmerkast met zes kringen zijn de eerste twee kringen dan bijvoorbeeld aangesloten op de R-fase, de volgende twee op de S-fase, en de laatste twee tenslotte op de T-fase. Om uit te kunnen rekenen hoeveel lampen je mag aansluiten moet je weten hoeveel vermogen een kring kan leveren zonder dat de zekering doorsmelt en hoeveel de twee kringen per fase kunnen leveren zonder dat de zekering van de krachtstroom aansluiting smelt.
Een rekenvoorbeeld: Wanneer we te maken hebben met een dimmerkast met zes kringen, waarbij de eerste twee kringen afgezekerd zijn op 16 Ampère, terwijl de ander vier afgezekerd zijn op 10 Ampère, en de krachtstroomaansluitingen zijn afgezekerd op 25 Ampère, wat is dan de maximale belasting per kring en per fase?
Gebruik makend van de formule P = U . I geldt dat de eerste twee kringen ieder belast kunnen worden met 16 Ampère vermenigvuldigd met 220 Volt = 3520 Watt. Om te voorkomen dat de zekering te snel smelt ronden we dit af op 3 kW. De andere vier kunnen ieder 10 Ampère maal 220 Volt = 2200 Watt leveren, maar ook hier ronden we weer af, en gaan we uit van 2 kW. Per fase kunnen we 25 Ampère x 220 Volt = 5500 Watt afnemen, afgerond op 5 kW.
Wanneer we dit in een schema zetten, zien we het volgende:
Per twee kringen die op één fase aangesloten zijn kunnen we tot maximaal 5 kW belasten. De kringen 3 en 4, en de kringen 5 en 6 kunnen een maximale belasten van 4 kW opleveren, minder dus dan 5 kW. Bij de kringen 1 en 2 moeten we de maximale belasting beter in de gaten houden: wanneer ze beide maximaal belast gebruikt zouden worden, zouden ze samen een vermogen van 6 kW vragen, meer dan de 5 kW waarvoor de fase is afgezekerd. Bij een maximale belasting van beide kringen tegelijk zou dus de zekering van de fase doorsmelten. Samen mogen ze dus nooit zwaarder belast worden dan 5 kW, hoewel een kring apart wel tot 3 kW belast kan worden. De andere kring mag dan echter niet zwaarder belast worden dan 2 kW.
Omdat het in de meeste zalen bijna nooit voorkomt dat alle dimmers tegelijkertijd op vol vermogen gebruikt worden, heeft men de krachtstroom aansluitingen meestal iets lager afgezekerd dan in het voorbeeld. Tijdens een voorstelling gebeurt het bijna nooit dat alle spots tegelijkertijd op het maximum gebruikt worden.
Over het algemeen gaat men uit van een totale maximale belasting van 80 % van het totale aanwezige vermogen. In ons voorbeeld zouden de drie fases van de krachtstroom aansluiting op 16 Ampère afgezekerd zijn, de kringen zouden ieder een zekering van 10 Ampère krijgen, zodat er vanuit gegaan wordt dat iedere kring maximaal 2 kW levert.
